|
Natrium Muriaticum (Zeezout)
|
|
Mercurius Solubilis (Kwikzilver)
|
|
Kali Bichromicum (Kaliumbichromaat)
|
|
Arsenicum Album (Arseentrioxyde)
|
|
Sulphur (Zwavel)
|
|
Argentum Nitricum (Zilvernitraat)
|
|
= Men neemt n deel van de grondstof (natuurmiddel, chemisch middel of nosode) en mengt dit met een draagstof (water, alcohol of melksuiker) (= dilutie of verdunning). Dit mengsel wordt vervolgens krachtig geschud door 10 krachtige neerwaartse slagen (= dynamisering).
|
* De verdunning wordt de eerste centisemale verdunning volgens Hahnemann geheten wanneer n deel van het oorspronkelijke middel gemengd wordt met 99 delen van een draagstof. Centisemaal betekent dus een 100- voudige verdunning. Deze 100- voudige verdunning wordt aangeduid met 1CH (= 1-C of C-1 of CH-1) waarbij 1C staat voor de honderdvoudige verdunning en H voor Hahnemann, de uitvinder van deze manier van verdunnen en potentiren.
Om de C-2 (of CH-2 of 2-C of 2CH) verdunning te maken neemt men n deel van de C-1 verdunning en mengt dit terug met 99 delen van dezelfde draagstof. Ook dit mengsel wordt dan krachtig geschud door 10 krachtige neerwaartse slagen.
|
* De verdunning wordt de eerste decimale verdunning (volgens Hering) geheten wanneer 1 deel van het oorspronkelijk middel gemengd wordt met 9 delen van een draagstof. Decimaal betekent dus een 10- voudige verdunning en wordt dus aangeduid met D-1, D-2, D-6, D-12, ... naargelang men 1, 2, 6, 12, ... keren volgens deze methode verdund heeft.
|
Dus:
Bij deze methode wordt voor elke verdunning een nieuw flesje gebruikt. In geval van een CH-30 verdunning worden dus 30 flesjes gebruikt om tot deze verdunning te komen. In de homeopathische praktijk worden door de homeopaat echter meestal slechts enkele van deze verdunningen gebruikt (CH-12, CH-15, CH-30). De tussenverdunningen (CH-13, CH-14, CH-16, CH-17, ...) worden vrijwel nooit gehanteerd. Vandaar dat deze methode vrij kostelijk en omslachtig (= traag) is.
|
|
|